Afbeelding
Foto:

De zendinstallatie

Aangepast uit "Ik herinner me"

De Duivenaar Jan Wieleman deed in het najaar van 1943 een vreemde vondst. Hij herinnert zich:

Tijdens de oorlog was wapenbezit voor burgers verboden. Ook de jagers hadden hun geweren in moeten leveren op het gemeentehuis. Maar wie als jager geregistreerd stond, kon in het jachtseizoen voor enkele weken het geweer terugkrijgen. Zo konden we in de oorlogstijd toch nog jagen. Ook in het najaar van 1943 gingen mijn broer en ik er op uit. Op een keer zagen we in de takken van een boom een kleine parachute met een raar uitziend kastje hangen. Het zag er al met al nogal geheimzinnig uit met allerlei condensatoren. We hadden geen idee wat het was maar hebben het, onder de jas, meegenomen naar huis. Daar werd het droog op de kast gezet en werd er verder met geen woord over gerept.

Een half jaar later was het dat Drikkus Gerritsen, die grondwerker was bij de Gelderse elektriciteitsmaatschappij, bij ons in de buurt een kabelsleuf aan het graven was. Hij was goed bevriend met mijn vader; we konden hem dus vertrouwen. Drikkus zei tegen mijn vader: "Ik moet je wat vragen. Jullie gaan altijd jagen en lopen al die tijd in de velden. Hebben jullie nooit wat gevonden?". Het bleek namelijk dat de baas van Drikkus, die bij de ondergrondse zat, bericht uit Engeland had gekregen dat in de buurt een geheime zendinstallatie gedropt zou zijn. Mijn vader verzekerde zich dat de baas van Drikkus, meneer Bolkenbaas, echt betrouwbaar was en regelde een ontmoeting de volgende avond om het vreemde kastje over te dragen. Bolkenbaas vroeg mijn vader of hij hem ergens een plezier mee kon doen. Dat was voor ons gemakkelijk; ons huis aan de Welleveldsestraat had namelijk nog geen elektriciteit. Bolkenbaas zou regelen dat ons huis en die aan de overkant aangesloten zouden worden. De kosten van 800 gulden verdeelden we onderling.