Afbeelding
Foto:

Onderduikers op de boerderij

Uit "Getuigenissen van de oorlog"

Piet Veldman vertelt: "Mijn vader kende een joodse man en vrouw, waarmee hij veel zaken had gedaan. Zij vroegen hem of hij een plaats wist om te kunnen onderduiken. Op boerderij De Hees was het te gevaarlijk en toen heeft mijn vader voor hen een klein boerderijtje in de buurt geregeld. Het was dus geen grote boerderij en er was niet genoeg voedsel voor alle bewoners. Iedere week kreeg ik van een buurmeisje, dat op het distributiekantoor werkte, distributiebonnen. Ik bracht deze dan op een afgesproken tijdstip op de fiets naar het boerderijtje waar de joodse mensen ondergedoken zaten.

Op een moment was ik een half uur te laat. Toen ik bij de boerderij aankwam was er niemand aanwezig. Het was laat in het seizoen en het koren stond al hoog. Ik wilde alweer vertrekken toen ik plotseling de joodse man en vrouw uit het koren tevoorschijn zag komen. Ze hadden zich vreselijk zorgen gemaakt en hun kleren waren drijfnat van het angstzweet. Ik heb daarna nog wekelijks de distributiebonnen naar hen gebracht en ervoor gezorgd dat ik nooit meer te laat kwam. Zij vonden het op een bepaald moment te gevaarlijk worden en op een avond kwamen ze naar onze boerderij. Ze vertelden mijn vader dat ze naar een van de grote steden wilden, omdat ze zich daar veiliger voelden. Ze zijn toen één nacht bij ons gebleven en daarna heeft mijn vader ze in Didam op het station afgezet. Hij had vooraf contact gehad met de spoorwegman, die ze zou verbergen tijdens de reis.

Zij zullen de oorlog uiteindelijk niet hebben overleefd, want wij hebben nadien nooit meer iets van hen vernomen. De contacten waren toen zodanig, dat ze wel iets van zich hadden laten horen, als ze nog in leven waren geweest.